Sobibór (uitspraak in het Pools Sobiboer) is een van de grootste vernietigingskampen uit nazi-Duitsland ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, gelegen in de buurt van het dorp Sobibór. In dit kamp zijn ca. 260 000 mensen vermoord, voornamelijk Joden en ook Roma en niet-Joodse Polen. Het was vrijwel het enige concentratiekamp van waaruit een geslaagde ontsnapping werd ondernomen.
Sobibór was geen werkkamp zoals Auschwitz en Majdanek. Het enige doel was de gevangenen uit te roeien. De meesten die er aankwamen stierven nog dezelfde dag.
Bouw[]
Het kamp Sobibór werd in 1942 gebouwd bij Sobibór in de buurt van Chelm (district Lublin, Polen), door ca. 80 Joodse dwangarbeiders uit omliggende getto's, die na de bouwwerkzaamheden werden doodgeschoten. In april 1942 werd SS-Obersturmbahnführer Franz Stangl benoemd tot commandant van het nieuwe kamp. Hij moest er voor zorgen dat de bouwwerkzaamheden versneld werden, en ging hiervoor te rade bij commandant Wirth van kamp Belzec. Medio april was het kamp gereed.
Indeling[]
Het complex mat ca. 400 bij 600 meter, en bestond uit vier zones: Het Vorlager, waar de SS'ers en de Oekraïense Trawniki's verbleven en de treinen binnenkwamen; Kamp I waar de Joodse dwangarbeiders woonden en werkten; Kamp II was het ontvangstterrein waar de gevangenen hun bagage en kleding afgaven en Kamp III was de locatie waar de vernietiging plaatsvond.
Het Vorlager was als een vriendelijk park ingericht. Er stonden bloemperken en wegwijzers naar een niet-bestaand zwembad en restaurant, zodat de gevangenen de indruk moesten krijgen in een comfortabel vakantiepark te zijn aangekomen. Of dat inderdaad het gewenste effect had, valt zeer te betwijfelen, want de SS'ers gedroegen zich allesbehalve vriendelijk.
Bij aankomst werden de Joden in Kamp II uitgesplitst naar mannen en vrouwen. Bovendien werd er een aantal mannen uitgekozen die het Sonderkommando moesten vormen. Bagage en waardevolle bezittingen moesten worden afgegeven, de gevangenen moesten zich uitkleden, en van de vrouwen werd het hoofdhaar afgeschoren. Vervolgens werden de naakte gevangenen door de SS'ers naar een van de drie gaskamers gedreven. De gaskamers van Sobibór werden gevoed met het uitlaatgas van een dieselmotor.
In 1943 kwam Reichsführer Heinrich Himmler het kamp bezichtigen. Het kamp werd voordien opgeruimd en schoongemaakt, en ter demonstratie werden enkele honderden Joodse vrouwen uit een nabijgelegen kamp vergast. Himmler beval daarop dat ook transporten uit Nederland op Sobibor moesten rijden. Tussen maart en juli 1943 kwamen 34 313 Joden uit Nederland naar het kamp. Zij stierven in de gaskamers.
Sonderkommando[]
Het Sonderkommando werd gedwongen de lijken te onderzoeken op waardevolle zaken, zoals ringen en gouden tanden en ten slotte de dode lichamen in massagraven te begraven. Een deel van het Sonderkommando (dat niet wist wat er elders in het kamp gebeurde) kreeg de taak de kleding te onderzoeken en te sorteren.
Aanvankelijk werd het Sonderkommando na gedane plicht doodgeschoten. Er werd dus na elk transport een nieuw Sonderkommando samengesteld. Waarschijnlijk voldeed het Sonderkommando niet altijd even goed, want later werd tot een permanent Sonderkommando besloten (waarvoor natuurlijk huisvesting gebouwd moest worden). Hun uiteindelijke lot was echter hetzelfde en wie weigerde te werken werd direct vermoord.
Opstand en sluiting[]
Op de plaats waar de gaskamers waren staat nu een herdenkingstekenIn de zomer van 1943 kwam een verzetsgroep tot stand in het kamp onder leiding van Leon Feldhendler en Aleksandr Pechersky, leden van het Sonderkommando. Deze groep organiseerde een opstand op 14 oktober 1943, waarbij tien Duitsers, twee Volksduitsers en acht trawniki's werden gedood. Circa 300 gevangenen wisten het kamp te ontvluchten, maar de meesten kwamen om bij de klopjacht die daarop volgde. De meeste Joden die in het kamp waren achtergebleven werden gedood. In november kwam tenslotte het bevel de nog resterende dertig Joden dood te schieten, en aldus geschiedde. Over deze ontsnapping is de film Escape from Sobibor gemaakt.
Naar aanleiding van de opstand werd het kamp tenslotte gesloten. Toen in de zomer van 1944 het gebied rond Sobibór werd bevrijd door Sovjets en Polen werden nog ongeveer 50 Joden aangetroffen. Zij hadden zich schuil gehouden, of hadden zich aangesloten bij groepen partizanen.