Rudolf Franz Ferdinand Höss (Duits: Höß) (Baden-Baden, 25 november 1900 – Auschwitz, 16 april 1947) was de Duitse kampcommandant van het vernietigingskamp Auschwitz. Hij moet niet worden verward met Rudolf Hess, een naaste medewerker van dictator Adolf Hitler.
Höss vocht als minderjarige in het Duitse leger in Turkije gedurende de Eerste Wereldoorlog. Hier was hij ook getuige van de genocide op de Armeense bevolking van het Ottomaanse Rijk. In 1922 sloot hij zich aan als lid van de Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) van Adolf Hitler. Hij werd lid van het Rossbach Freikorps, een fanatieke nazi-organisatie. In 1923 werd Höss veroordeeld wegens de moord op Walter Kadow. Hij knuppelde hem dood samen met Martin Bormann en nog 2 anderen. Höss kreeg 10 jaar dwangarbeid, hij werd na 5 jaar vrijgelaten. In 1928 werd hij eveneens lid van de extreem-nationalistische Artamanen Vereniging die streefde naar annexatie van de Duitse gebieden in Polen. In juni 1934 sloot hij zich op advies van SS-leider Heinrich Himmler aan bij de SS.
Van 1934 tot 1938 was hij werkzaam in concentratiekamp Dachau. In 1940 werd Höss overgeplaatst naar concentratiekamp Auschwitz. In 1941 hielp hij mee met het opzetten van kamp Birkenau, dat naast Auschwitz lag en daarom ook wel Auschwitz II werd genoemd. Vanaf de zomer van 1941 werd Birkenau gebruikt als kamp voor de Endlösung van de 'Joodse Kwestie,' dat wil zeggen voor de uitroeiing van het Joodse volk. Tot 1943 leidde hij het kamp en maakte er een 'modelvernietigingskamp' van, waar op grote schaal gebruik werd gemaakt van het gifgas Zyklon B. In de zomer van 1943 leidde hij 'Operatie Höss' in Hongarije om de Joodse bevolking en andere minderheden weg te voeren naar de concentratie-en vernietigingskampen.
De galg in Auschwitz I waar Höss werd geëxecuteerdNa de oorlog wist Höss aanvankelijk te ontkomen, hij deed zich voor als matroos en werd door de geallieerden vrijgelaten. Daarna ging hij aan de slag als boerenknecht onder de naam Franz Lang. Nadat de geallieerden zijn vrouw Hedwig gevangen hadden genomen, leidde zij hen - onder druk - naar Höss die in 1946 werd gearresteerd. Hij getuigde in Neurenberg (zie: Processen van Neurenberg). Het Hoogste Gerechtshof in Warschau veroordeelde hem ter dood. Op 16 april 1947 werd hij in Auschwitz, het kamp waar hij zoveel leed had veroorzaakt, opgehangen. Mensen die bij het proces van Höss aanwezig waren, zouden later memoreren dat Höss zeer zakelijk was en geen enkele emotie of berouw toonde.