Defensieweb wiki
Advertisement

Prins-bisschop of vorst-bisschop was de titel van een bisschop die gelijktijdig ook het wereldlijk gezag uitoefende over een bepaald territorium, waarvan hij dan de hoogste landsheer was. Deze functie kwam voor in Engeland, Macedonië, Polen, Andorra en Montenegro, telkens waar een plaatselijke bisschop door het strategisch belang van zijn stad een grote macht had weten te verwerven. Het ging hier dus min of meer om toeval. In het Duitse Rijk daarentegen - waarvan het huidige Nederland en België tot tegenaan de Schelde eeuwenlang deel van hebben uitgemaakt - vormde de functie een onderdeel van de een geplande staatsstructuur. Ze verdween dan ook samen met de afschaffing van dat Rijk in 1806.

Van 980 tot 1795 vormde het prinsbisdom Luik een zelfstandige enclave in de Nederlanden als vorstendom binnen het Duitse Rijk, oorspronkelijk samen met meer dan dertig andere prinsbisdommen, daaronder Utrecht en de keurvorstendommen van Keulen, Mainz en Trier. Deze drie keurvorsten en de prins-bisschop van Salzburg waren ook aartsbisschop. Andere bekende prinsbisdommen zijn die van Augsburg, Bazel, Münster, Osnabrück, Regensburg, Straatsburg, Trente en Worms. Sommige waren gastheer van belangrijke kerkelijke concilies; zie onder andere het concordaat van Worms of het concilie van Trente. Op en rond Rijksdagen in Augsburg, Regensburg en Worms kwam het tot de zogenaamde godsdienstgesprekken over de reformatie. Andere, zoals de prins-bisschop van Münster, hadden een zekere inbreng in de Nederlandse geschiedenis. Een bekende prins-bisschop was Bernhard von Galen van Münster, die in Groningen als Bommen Berend bekend staat.

Het prinsdom Stavelot-Malmedy had tot zijn verdwijning in de Franse tijd een vorst-abt aan het hoofd, vaak in personele unie met de prinsbisschop van Luik.

De laatste heersende prins-bisschop was die van Montenegro, tot het land in 1860 een gewoon vorstendom werd. In Montenegro regeerde een bisschop van de Servisch-orthodoxe Kerk als Vorst-bisschop en vazal van de Turkse sultan. De titel en waardigheid waren erfelijk binnen de familie Njegosh en de (ongehuwde) bisschoppen werden opgevolgd door hun neven.

Sinds bisschoppen geen wereldlijk gezag meer bekleden, wordt de titel alleen nog in een historische context gebruikt.



Advertisement