Defensieweb wiki
Advertisement

Operatie Cobra was tijdens de Tweede Wereldoorlog de codenaam voor de operatie waarbij de Geallieerden na de landing in Normandië een uitbraak uit hun bruggenhoofd forceerden. De operatie werd gepland door de Amerikaanse generaal Omar Bradley en was een groot succes. Het veranderde de intensieve infanterie gevechten van Normandië in een gemechaniseerde bewegingsoorlog over heel Frankrijk.

Het leidde direct tot de vorming van de zak van Falaise en het verlies van Noordwest Frankrijk door Duitsland.

Achtergrond[]

De oorspronkelijke planning van de geallieerde invasie voorzag na de landingen op D-day in een snelle opbouw van de geallieerde strijdmacht in een gestaag uitbreidend bruggenhoofd. Specifieke doelen als steden, havens en vliegvelden waren benoemd. De geallieerden zochten een beweeglijke oorlog waarin hun voordeel in aantallen, tactisch luchtoverwicht, tanks, gemechaniseerde infanterie en logistiek tot gelding kon worden gebracht. Statische infanterie oorlogsvoering zoals in de Eerste Wereldoorlog wilden zij vermijden.

Een kritieke succesfactor voor de geallieerden was hierbij het sneller opbouwen van hun gemechaniseerde strijdkrachten dan de Duitsers.

Om de opbouw van de Duitse strijdkrachten te vertragen probeerde de geallieerde luchtmacht het weg- en spoorverkeer in Noord-West Frankrijk te ontregelen. Zij waren hierin zo succesvol, dat de Duitse eenheden in Normandië aan ernstige tekorten in personeel en bevoorrading leden. Nieuwe eenheden konden alleen 's nachts naar het front gebracht worden.

De andere helft van de vergelijking - het opbouwen van de geallieerde strijdmacht - was eveneens succesvol. Maar in juli werd deze groei belemmerd door het onvermogen van de geallieerden om hen "claims duidelijk landinwaarts neer te zetten" (bewoording Montgomery. Het bruggenhoofd zat vol, maar het aantal vliegvelden was kleiner dan gepland, Caen (een van de doelen van D-Day, was nog steeds niet ingenomen, en er was nog geen belangrijke haven in geallieerde handen. Voortgang werd gemeten in meters in plaats van in kilometers. De slag om Normandië had zich ontwikkeld tot een serie kleine infanterie aanvallen ondersteund door wervelwinden van artillerievuur, die vastliepen op de Duitse verdediging. Zo verloor het Amerikaanse 8e korps tussen 2 en 14 juli meer dan 10.000 man terwijl ze een 11 kilometer oprukten. De D-Day+5 lijn, oftewel de doelen voor 11 juni, werd pas op 25 juli bereikt.

Dit leidde tot frustratie bij de geallieerde legerleiding: hoge verliezen, gemechaniseerde eenheden waren niet inzetbaar, en tactische luchtondersteuning was op deze korte afstand vrijwel onmogelijk.

In wezen was de oorzaak een probleem aan geallieerde zijde bij de oorspronkelijke planning van de invasie. Men was zo geconcentreerd op de landing dat een goede planning voor de uitbreiding van het bruggenhoofd ontbrak. Vooral de stagnatie van het front van het Amerikaanse Eerste Leger in het westen, met het coulissenlandschap, was niet verwacht.

Op tactische niveau waren de Duitse verdedigingsinspanningen vrij succesvol. Ze gaven langzaam terrein prijs maar brachten de geallieerde daarbij zware verliezen toe. Het coulissenlandschap in het westen hielp hen hierbij. Tegenover het Amerikaanse 1e Leger waren slechts een beperkt aantal gemechaniseerde eenheden zoals de elite Panzer Lehr Divisie, de 2e Waffen-SS Das Reich Divisie, en eenheden van de Duitse 2e pantserdivisie. In het oosten, waar een meer open landschap was, hadden zij hun mobiele eenheden geconcentreerd: de 9e, 10e en 11e Waffen-SS Divisies, al hun zware tank bataljons, en hun andere pantser- en pantsergrenadier eenheden. Het grootste deel van de lijn werd bemand door statische infanterie divisies. Op strategisch niveau speelden de Duitsers een spel waarvan het verlies vast stond. Tegen 1944 stelde de doctrine dat verdedigingslinies door de niet mobiele infanterie eenheden moesten worden bemand. De gemechaniseerde eenheden moesten voor tegenaanvallen in reserve gehouden worden. Het falen van de Duitse logistiek om voldoende infanterie eenheden aan te voeren betekende dat de gemechaniseerde eenheden in een uitputtingsslag in de verdediging moesten worden ingezet. Doordat de Luftwaffe de geallieerde luchtmacht geen tegenspel kon bieden, waren de Duitse eenheden niet in staat de bewegingsoorlog te voeren waarin zij zo excelleerden. Ten slotte was er ook het verbazingwekkende geloof van het Duitse opperbevel in de geallieerde misleidingplan (Operatie Fortitude) dat het gehele Duitse 15e Leger in een sector ver van het front, bij Calais hield.

Planning[]

In een poging om de impasse te doorbreken ontwierp de bevelhebber van het Amerikaanse eerste leger, generaal Omar Bradley een plan. Enkele weken lang werkte hij vrijwel alleen aan dit plan. Op 10 juli toonde hij het aan zijn onmiddellijke superieur, de Britse commandant Bernard Montgomery van de 21e legergroep en generaal Miles Dempsey van het Britse 2e Leger. Montgomery en Dempsey gingen akkoord met het verlenen van ondersteunende aanvallen voor de Amerikaanse opmars naar Caen. Terwijl zij vorderden, planden Montgomery en Dempsey echter een alternatieve uitbraak van de geallieerde strijdkrachten voor de Amerikanen - Operatie Goodwood. De opperbevelhebber, generaal Dwight Eisenhower, zorgde ervoor dat de geallieerde luchtmacht de aanval tactisch zou ondersteunen met middel- en zware bommenwerpers. Ondanks verzet van de luchtmacht (zij vonden hun strijdmacht onder deze omstandigheden niet voor dit doel geschikt) werden op 7 juli (Operatie Charnwood), 18 juli (Operation Goodwood) en 24 en 25 (Cobra) 'tapijtbombardementen' uitgevoerd.

Op 12 juli instrueerde Bradley zijn ondergeschikte commandanten. Cobra kende drie fasen. In de eerste fase zou het Amerikaanse 8e korps een smal gat in de Duitse verdediging slaan. In de tweede fase zouden de doorbrekende divisies het gat uitbreiden met 'sterke schouders' aan weerszijden. Drie divisies zouden door het gat optrekken. Onderwijl zouden het 8e en 19e korps aan weerszijden kleine aanvallen uitvoeren om de Duitse strijdkrachten te binden. Als de eerste twee fasen succesvol waren, zou de Duitse weerstand bij het 8e korps ineenstorten en het hele Cotentin schiereiland in geallieerde handen vallen. Generaal J. Lawton Collins van het 7e korps suggereerde een aantal kleine veranderingen. De aanval zou iets zuidelijker plaats vinden. Als de doorbraak succesvol zou zijn, zou een snellere uitbreiding in Brittannië mogelijk zijn, waarbij de Atlantische havens in geallieerde handen zouden komen. Het oorspronkelijke plan voorzag geen algehele ineenstorting van de Duitse aanwezigheid in Normandië, alleen een belangrijke uitbreiding van het geallieerde bruggenhoofd, een meer mobiele oorlogsvoering en de inname van belangrijke havens.

De aanval zou vooraf gegaan worden door een massaal bombardement door zware en middelzware bommenwerpers op het aan te vallen gebied. Men geloofde dat de combinatie van fysieke vernietiging en shock de verdediging ernstig zou verzwakken. Infanterie eenheden zouden aanvallen en in de Duitse verdediging doordringen totdat de weerstand verzwakte. Op het kritieke moment zou de tankstrijdmacht voor de doorbraak worden vrij gegeven. Omdat de luchtaanval zo'n kritieke factor in het plan was, en de bemanning van de vliegtuigen goed weer nodig had, kreeg luchtmaarschalk Leigh-Mallory de verantwoordelijkheid het tijdstip voor de aanval te bepalen.

De sleuteleenheden voor het forceren van de doorbraak waren de Amerikaanse 4e infanteriedivisie, de Amerikaanse 9e infanteriedivisie, en de Amerikaanse 30e infanteriedivisie van het Amerikaanse 7e korps. De eenheden die de doorbraak zouden uitbuiten waren de Amerikaanse 1e infanteriedivisie, de Amerikaanse 2e pantserdivisie en de Amerikaanse 3e pantserdivisie. De Amerikaanse 1e infanteriedivisie werd voor dit doel tijdelijk gemotoriseerd met trucks van het 1e leger.

Het Amerikaanse 8e korps onder generaal Troy Middleton) had de Amerikaanse 8e infanteriedivisie, de Amerikaanse 79e infanteriedivisie, de Amerikaanse 83e infanterie divisie en de Amerikaanse 90e infanteriedivisie voor de aanval en hield de Amerikaanse 4e pantserdivisie in reserve.

Meer dan 1300 M4 tanks, 690 M5A1 lichte tanks, en 280 M10 tank destroyers waren in deze eenheden aanwezig, samen met honderden kanonnen aan divisie en korps artillerie. Ongeveer 140.000 ronden munitie van alle kalibers waren aan de operatie toegewezen. Het aanvalsfront van het 7e korps was 6500 meter breed.

Het effect van de Britse uitbraakpoging: Goodwood[]

Goodwood ging op 18 juli van start. De tactiek van zware bommenwerpers als vervanging voor een artilleriebeschieting werd gebruikt, evenals bij Monte Cassino enkele maanden eerder. In tegenstelling tot Cobra berustte Goodwood op een massale tankaanval in plaats van een infanterieaanval. Het falen van Goodwood op 18 juli - de geallieerden verloren meer dan 400 Sherman tanks - was teleurstellend, maar verzekerde in ieder geval dat een belangrijk aantal Duitse eenheden in de sector van het Amerikaanse 2e leger bleven, ver van het Amerikaanse 1e leger. De Amerikanen schatten correct in dat de Duitsers in de eerste paar dagen na de Goodwood-aanval geen aanvallen zouden uitvoeren, en dat deze daarna hooguit op bataljonschaal zouden plaats vinden.

Voorbereiding tot de aanval[]

In de dagen voorafgaande aan de aanval namen eenheden van het Amerikaanse 7e en 8e legerkorps posities op de Duitsers in die een goede startpositie voor het komende offensief boden. Dit ging ten koste van zware verliezen van de infanterie. Deze posities waren uitgekozen omdat ze niet alleen een goede springplank voor de eigenlijke aanval vormden, maar ook omdat ze vanuit de lucht goed te herkennen waren. De gekozen lijn was de weg van St Lo-Periers.

De bevelhebbers van de luchtmacht bevolen aan om een afstand van 2,5 - 4 kilometer aan te houden tussen de bombardementsdoelen en de eigen strijdkrachten. Bradley wilde niet graag terrein opgeven dat ten koste van zulke zware verliezen ingenomen was. Hij wilde hooguit 750 meter terug trekken. Ten slotte werd besloten dat de infanterie zich 1100 - 1300 meter van het bombardementsgebied zou terugtrekken om enige veiligheid te genieten. Belangrijke eenheden zouden zich een uur van te voren terugtrekken, observatieposten zouden achterblijven en zich 20 minuten voor het bombardement in veiligheid brengen. Bradley vroeg de luchtmacht uitdrukkelijk om de bombardementsvluchten evenwijdig aan de frontlinie uit te voeren en niet loodrecht op de frontlinie, omdat evenwijdig aan de frontlinie vliegen de kans op slachtoffers onder de eigen soldaten verminderde.

Eerste aanval 24-27 juli[]

De aanval werd eerst op 18 juli gepland. Slecht weer verhinderde de aanval enkele malen. Uiteindelijk werd de datum naar 24 juli verschoven. Opnieuw werd de aanval met 24 uur uitgesteld. Enkele zware bommenwerpers van het 8e luchtleger ontvingen de oproep terug te keren niet. 335 B-17 bommenwerpers, sommigen gehinderd door slecht zicht, lieten 685 ton bommen vallen. Sommige bommen vielen op Amerikaanse posities. Bradley geloofde dat de vluchtcommandanten hadden toegezegd de evenwijdige route te gebruiken, maar deze werd alleen door de gevechtsbommenwerpers van het 9e tactische luchtleger gebruikt. De commandanten van de andere bommenwerpers hadden dit niet beloofd en vlogen loodrecht op de frontlinie, eerst over de eigen soldaten en dan op de Duitsers af. Een aantal bommen viel hierdoor precies op de eenheden die verondersteld werden de eerste aanval uit te voeren.

Meer dan 100 Amerikaanse soldaten werden gedood en meer dan 500 gewond. Van het 120e regiment infanterie werden in 1 bataljon 25 soldaten gedood en 131 gewond. Onder de doden bevond zich ook een generaal, Lesley J. McNair.

Omdat het verrassingselement nu verloren was gegaan, werd overwogen de aanval af te blazen. Bradley besloot echter door te gaan. Achteraf gezien was dit een juiste beslissing: De Duitsers deden in de 24 uur tot de 25e niets om hun posities te versterken. In het Duitse hoofdkwartier leefde men in de veronderstelling dat er na het bombardement een aanval was uitgevoerd, maar dat deze onder Duits artillerievuur was vastgelopen. Wel werden voor de zekerheid eenheden van de ervaren panzer Lehr divisie naar het doelgebied gebracht. Eenheden van de 2e pantserdivisie werden uit het Britse front in het oosten teruggetrokken om in reserve te worden gehouden.

De morgen van 25 juli begon met helder zicht. Vanaf 09.40 lieten middelzware en zware bommenwerpers 3300 ton bommen vallen. Opnieuw vielen er bommen op zowel Amerikaanse als Duitse posities. Amerikaanse troepen verloren op de 25e 111 doden en 490 gewonden door eigen bommen. Verschillende factoren droegen hieraan bij. Het doel was klein, en de wind blies de rook van de bommen over de frontlinie, waarna latere piloten hun bommen in de rook lieten vallen. Gezien de beschikbare technologie is het moeilijk te zeggen hoe het beter had gekund. Het aantal slachtoffers door het eigen bombardement was waarschijnlijk lager dan het aantal slachtoffers dat zou zijn gevallen zonder bombardement.

De aanvalseenheden herstelden zich snel van het bombardement. Ondanks de zware verliezen die hier en daar geleden waren, hoefde slechts één bataljon vervangen te worden. Om 11 uur begon de aanval.

De Duitse eenheden waren door de storm van vuur overrompeld. De elite Panzer Lehr divisie was door het bombardement niet meer effectief inzetbaar. Tanks waren omgegooid, posities vernietigd en de overlevende manschappen verdoofd of in shock.Twee derde van de manschappen waren gedood of gewond.

In het begin verliep de aanval van de infanterie langzaam. Mogelijk kwam dit doordat de eenheden gewend waren voorzichtig en langzaam op te trekken door het zwaar verdedigde coulissenlandschap. De Duitse verdediging, hoewel verzwakt, was niet afwezig. Maar met het optrekken doorbrak men de dunne voorste Duitse verdedigingslijn, en hierachter was verdediging vrijwel afwezig. De eerste dag werd meer dan 3,5 kilometer opgerukt, ten koste van 1000 man aan eigen verliezen. De 26e bracht echter al een opmars van 7,5 kilometer. Er zat duidelijk beweging in het Duitse front.

Doorbraak en uitbraak 27 juli - 4 augustus[]

Collins gokte dat er een doorbraak aanstaande was en zette eenheden van alle drie de hiervoor gereserveerde divisies in. Dit was een kritieke beslissing. Een te vroege inzet zou een verkeerschaos onder Duits artillerievuur veroorzaken, bij een te late inzet zouden de Duitsers gelegenheid krijgen de verdediging weer 'op slot' te gooien of een tegenaanval uit te voeren. Het was een beslissing die bij onvolledige informatie 'op gevoel' moest worden genomen.

Op de 27e werd het volle gewicht van de drie extra divisies in de strijd gegooid. Ze braken door de restanten van het Duitse front tegenover het 7e korps heen. Gemechaniseerde eenheden trokken nu het door de Duisters bezette gebied binnen. Ook het front voor het 8e korps begon nu te bezwijken doordat Duitse eenheden zich terug trokken om niet ingesloten te worden.

Op 28 juli werd duidelijk dat Collins beslissing de juiste was geweest. Het 8e korps won bijna 20 kilometer. De 4e pantserdivisie nam Coutances in, een belangrijk wegenknooppunt achter de Duitse linies. Het 8e korps voegde zich nu bij de uitbraak onder Pattons leiding (Het derde leger was nog niet operationeel). Op 30 juli nam de 4e pantserdivisie Avranches in, het Cotentin schiereiland afsluitend. Ondertussen viel het Canadese 2e korps naar het oosten aan om de Duitse eenheden daar vast te houden. Er was nu geen samenhangend front tegenover het eerste leger meer over. De voorste eenheden drongen nu eigenlijk onverdedigd gebied binnen. Op 4 augustus waren vier divisies van het nu gevormde 3e leger voorbij Avranches opgerukt. De Amerikanen hadden het coulissenlandschap nu achter zich gelaten en ze dicteerden met hun beweeglijke pantsereenheden en hun luchtoverwicht de richting van de strijd.

Op 4 augustus besloot Montgomery, als opperbevelhebber van de grondstrijdkrachten, tot een wijziging van het invasieplan. In plaats dat het Amerikaanse 3e leger zich richting de havensteden in het westen moest begeven, stuurde hij ze naar het oosten. Het Britse 2e leger en het Canadese 1e leger bleven naar het oosten en zuiden aanvallen om de Duitse eenheden vast te pinnen. Dit alles in een poging de restanten van het Duitse leger bij Falaise in te sluiten. De race naar het Falaise gat en de spurt over Frankrijk was begonnen.

De Duitse commandant Günther von Kluge lanceerde nog een tegenaanval met Operatie Lüttich, in een poging het slechts 30 km brede Amerikaanse gat in de linies af te snijden. De aanval liep vast op de dit keer taai verdedigende Amerikaanse troepen.

De tanks van Bradley rukten ten zuiden op en draaiden vervolgens naar het noorden, de Duitse legers aan de zuidzijde van het oude Normandische front afsnijdend van een terugtocht naar het oosten. Hierdoor ontstond de Falaise pocket.

Resultaten[]

Operatie Cobra transformeerde de invasie van een dicht opeengepakt bruggenhoofd tot een race over heel Frankrijk die tot midden september duurde. De geallieerde opmars werd niet door Duitse tegenstand gestopt, maar door gebrek aan bevoorrading. Geallieerde eenheden snelden vooruit maar de logistiek kon dit niet bijhouden.

Ironisch genoeg faalde het 7e korps in haar taak om de belangrijke Bretonse havens te bevrijden. Brest bleef in Duitse handen tot September 1944. De Duitse verdediging in Lorient hield het zelfs tot mei 1945 uit. maar in augustus werd Marseille ingenomen. Dit speelde mee in Montgomery's beslissing van 4 augustus.

De resultaten van de operatie overtroffen de verwachtingen. In Bradleys woorden: Cobra bracht een veel dodelijker slag toe dan iemand van ons zich had durven voorstellen. Organisatorisch werd op 1 augustus het Amerikaanse 3e leger gevormd. Deze nam de controle over het 8e korps Ook werd de Amerikaanse 12e legergroep gevormd, onder generaal Bradley. Generaal Courtney Hodges kreeg het commando over het Amerikaanse 1e leger.

Terwijl het Duitse front verder ineenstortte, vluchten veel Duitse eenheden op alle mogelijke manieren naar het oosten. Opnieuw bleek het geallieerde luchtoverwicht hier doorslaggevend. Door hun aanvallen op spoorlijnen, bruggen en wegen reduceerden zij de Duitse beweeglijkheid op grote schaal. Mede hierdoor werden grote aantallen Duitse troepen opgesloten in de Falaise pocket.

Deze nederlaag was een van de grootste Duitse nederlagen tijdens de Tweede Wereldoorlog, de verliezen bedroegen meer dan 400.000 man, 1500 tanks en aangedreven artillerie. De Duitse verliezen waren in augustus hoger dan in de statische gevechten die aan de uitbraak vooraf gingen. Duitse pantserdivisies arriveerden uitgeput en zonder tanks aan de Duitse grens.

Op 25 augustus hadden alle 4 de geallieerde legers (Canadese 1e leger, Britse 2e leger, Amerikaanse 1e leger, en het Amerikaanse 3e leger de Seine bereikt.

Het gevoel van impasse bij het geallieerde opperbevel was weg. Dit had plaats gemaakt voor een staat van euforie: de oorlog was praktisch voorbij.

De geallieerden vervolgden in hun euforie de campagne met het optimistisch passeren van Antwerpen en het plannen van Operatie Market Garden.

De Duitse commandant in het westen, Gerd von Rundstedt suggereerde zijn superieuren dat het beste wat ze konden doen was "vrede sluiten, stelletje idioten".




Dit artikel valt onder de GNU-licentie voor vrije documentatie
Advertisement