Leopold Filips Karel Albert Meinrad Hubertus Maria Miguel (Brussel, 3 november 1901 - Sint-Lambrechts-Woluwe, 25 september 1983), Hertog van Brabant, Prins van België, was van 1934 tot 1951 Koning der Belgen.
Hij werd geboren te Brussel als eerste kind van prins Albert, de latere koning Albert I en prinses Elisabeth. De prins werd in 1934 koning als Leopold III. Ten gevolge van zijn compromitterende houding tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstond er na de Duitse bezetting een koningskwestie waardoor hij uiteindelijk werd gedwongen tot troonsafstand in 1951.
Eerste huwelijk[]
Hij huwde op 4 november 1926 in Stockholm de Zweedse prinses Astrid Sophie Louise Thyra. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren:
- Josephine-Charlotte Ingeborg Elisabeth Marie-José Marguerite Astrid (11 oktober 1927 – 10 januari 2005), als echtgenote van haar achterneef groothertog Jan groothertogin van Luxemburg
- Boudewijn Leopold Albert Karel Axel Marie Gustaaf (7 september 1930 – 31 juli 1993)
- Albert Felix Humbert Theodoor Christiaan Eugène Marie (6 juni 1934)
Leopold werd op 23 februari 1934 staatshoofd nadat koning Albert I op 17 februari in Marche-les-Dames het leven liet bij het beklimmen van een rots. Op 29 augustus 1935 raakte hij als chauffeur gewond bij het verkeersongeval in het Zwitserse Küssnacht, waarbij zijn vrouw, koningin Astrid, omkwam.
Tweede Wereldoorlog[]
Onder invloed van de Duitse herbewapening liet België de bondgenootschappen uit de Eerste Wereldoorlog los, en ging een neutrale koers volgen. Nazi-Duitsland erkende, na het opzeggen van het Verdrag van Locarno, de Belgische en Nederlandse neutraliteit. Leopold bracht ook snelle verbetering in de koele betrekkingen met de noorderbuur. Samen met Koningin Wilhelmina nam hij in 1938 en 1939 enkele initiatieven met de bedoeling de vrede in Europa te bewaren.
In mei 1940, bij de inval van België door Nazi-Duitsland, stond Leopold erop om persoonlijk het opperbevel over het Belgische leger te voeren. Zijn functie als staatshoofd vond hij hieraan ondergeschikt. Omdat hij weigerde naar het buitenland te vluchten, kwam het tot een breuk met de regering van Hubert Pierlot. Dit gegeven vormde de kiem van de latere Koningskwestie. Het laatste en dramatische gesprek tussen de koning en zijn ministers vond plaats in Wijnendale op 25 mei. Na de capitulatie op 28 mei 1940 werd hij krijgsgevangen genomen door de Duitsers. Premier Hubert Pierlot ontnam hem op 31 mei zijn bevoegdheden.
Leopold bleef gedurende de Tweede Wereldoorlog in België. In november 1940 reisde hij naar Berchtesgaden voor een door zijn zuster Marie-José, op zijn verzoek, georganiseerd onderhoud met Adolf Hitler. Daarin bepleitte hij de belangen van het land zoals hij die zag.
In januari 1944 schreef hij een "politiek testament", dat gepubliceerd moest worden in het geval hij niet in België zou zijn als de geallieerde troepen het land zouden bevrijden. (Zelf schreef hij "bezetten".) In het testament eiste hij excuses van de regering in ballingschap voor de gebeurtenissen van 1940 en verwierp hij de verdragen die zij in Londen gesloten had. Dit zette hernieuwd kwaad bloed, zowel bij de regering als bij de geallieerden.
Tweede Huwelijk[]
Op 6 december 1941 trouwde koning Leopold met de op dat ogenblik reeds van hem zwangere Lilian Baels, dochter van oud-gouverneur van West-Vlaanderen Hendrik Baels. Het burgerlijk huwelijk werd op 7 december via een kerkelijke brief van Kardinaal Van Roey bekendgemaakt. Daarin maakte deze ook melding van hun kerkelijk huwelijk dat reeds op 11 september door hem zou ingezegend zijn.
De geboorte, zeven maanden later, van hun zoon Alexander op 18 juli 1942 maakte de reden van het burgerlijk huwelijk en het kerkelijk huwelijk dat er drie maand aan vooraf ging (wat ook in strijd is met de wet) voor iedereen duidelijk.
Dit huwelijk, dat slecht onthaald werd bij de onder de bezetting lijdende bevolking (zeker na de bekendmaking van de geboorte) zou de koning ook parten spelen bij de afwikkeling van de koningskwestie na de oorlog. Lilian is sindsdien nooit geaccepteerd geweest; in de ogen van de meeste Belgen bezoedelde zij de erfenis van Astrid. Ook andere monarchieën stonden niet echt te wachten op een burgermeisje.
Vlak voor het einde van de bezetting van België in juli 1944 werd de koninklijke familie door de Duitsers gedeporteerd. Eerst naar Hirschstein in Saksen, later naar Strobl (Oostenrijk).
Koningskwestie[]
Zijn breuk met de regering tijdens de Duitse inval in mei 1940 en daaropvolgend zijn houding tijdens de bezetting zouden de aanleiding vormen tot de Koningskwestie die na zijn bevrijding uit krijgsgevangenschap in mei 1945 nog vijf jaar lang zou aanslepen.
Na hun bevrijding door de Geallieerden in 1945 verhuisde de koninklijke familie naar Zwitserland. In België had de uit Londen teruggekeerde regering ondertussen prins-regent Karel (Graaf van Vlaanderen, en broer van Leopold) aangesteld als tijdelijk staatshoofd. Terwijl regeringen elkaar vijf jaar lang in snel tempo opvolgden zonder tot een akkoord te komen over de toekomstige rol van Leopold III, organiseerde eerste minister Gaston Eyskens ter oplossing van de Koningskwestie in 1950 een referendum over de eventuele terugkeer en het aanblijven van Leopold als Koning der Belgen. 57,68% stemde voor terugkeer, in Vlaanderen was de meerderheid overweldigend met 72%, in Wallonië en Brussel echter was meer dan de helft tegen terugkeer. Dit leidde bijna tot een burgeroorlog in België. Daarop besloot Leopold III, doch slechts na zware politieke druk van regeringswege, de macht over te dragen aan zijn oudste zoon Boudewijn. Met de wet van 10 augustus 1950 werd de Koninklijke Prins Boudewijn tot plaatsvervanger van zijn vader aangesteld, en op 11 augustus legde hij de eed af. Tijdens deze plechtigheid werd de kreet 'Vive la république' geroepen, waarvoor algemeen Julien Lahaut verantwoordelijk werd geacht. Prins Karel zou tot de eenentwintigste verjaardag van Boudewijn prins-regent blijven. Een jaar later, op 16 juli 1951 tekende Leopold zijn troonsafstand, en de volgende dag werd Boudewijn beëdigd als vijfde Koning der Belgen.
Zie ook:Koningskwestie
Koning van België[]
Leopold III en prinses Lilian zouden na zijn aftreden nog blijven wonen op het Kasteel van Laken en pas na het huwelijk van Boudewijn met Fabiola in december 1960 verhuizen naar het domein Argenteuil te Waterloo. Enkel tijdens de begrafenis van koningin Elisabeth in 1965 zouden ze nog samen te zien zijn.
Ook postuum bleef Leopold III voor controverse zorgen door de publicatie in 2001, in opdracht van prinses Lilian, van "Leopold III, kroongetuige" met als ondertitel "over de grote gebeurtenissen tijdens mijn koningschap". In dit boek bleef hij, op basis van zijn weergave van de feiten, zijn toenmalige houding en visie verdedigen, tegen de historische kritiek in.
Koning Leopold en prinses Lilian de Retie kregen na de oorlog nog twee dochters
- Marie Christine (1951), gehuwd met Jean Paul Gourgues
- Marie Esmeralda (1956), gehuwd met de wetenschapper Salvador Moncada.
Leopold kreeg een staatsbegrafenis en ligt begraven in een Praalgraf in de Koninklijke Crypte, tussen Koningin Astrid en Lilian, Prinses van Retie. Koning Boudewijn liet -op verzoek van zijn vader- het lichaam van zijn moeder en vader opgraven en de kelder vergroten zodat ook Lilian er na haar overlijden in 2002 bijgezet kon worden.
Bronnen, noten en/of referenties: |
|