Keizer is de hoogste vorstelijke titel die er bestaat en heeft de betekenis van soeverein wereldlijk leider. Een keizer staat aan het hoofd van een keizerrijk. Het vrouwelijke equivalent is keizerin.
Etymologie[]
Het Middelnederlandse woord keiser, verwant met het Oudsaksische kēsar of kēsur en het Oudhoogduitse keisar of keisur (in het Hoogduits kaiser) schijnt ontleent te zijn aan het Oudhoogduitse Oudfriese keiser, het Oudengelse cāsere en het Oudnoorse keisari.[1] De Goten lijken het woord kaisar (zoals het in het Griekse deel van het rijk werd geschreven) te hebben overgenomen toen ze zich nog in het Zwarte Zee-gebied bevonden.[1] De term lijkt zich langs de limes in het Westgermaanse gebied te hebben verspreid.[1]
Het Oudhoogduitse keisar of keisur is, net zoals het Slavische Tsaar, afgeleid van het Romeinse cognomen Caesar dat door de eerste princeps Imperator Caesar Augustus werd gedragen.[1] Rond de tijd van Claudius (41 n.Chr.) werd Caesar verbonden aan het "ambt" van princeps en dan ook aangeduid als "keizer".
In de Romaanse talen echter zou men het ambt van de princeps gaan aanduiden met een aan Imperator ontleend woord, zoals het Italiaanse imperator of het Franse empereur, op hetwelke ook het Engelse emperor kan worden teruggevoerd. Ook in het Albanese mbret voor „koning“ is nog Imperator te herkennen.
Oorsprong[]
De titel keizer is afgeleid van de Latijnse eigennaam Caesar (Latijnse uitspraak: Sjabloon:IPA). Caesar was het cognomen van Gaius Julius Caesar. Hij werd door de senaat benoemd tot dictator perpetuus ("eeuwig leider") over Rome. In feite herstelde men hiermee de vroegere monarchie in het Romeinse Rijk. Maar omdat de eerste koningen door het Romeinse volk waren verjaagd rustte er sindsdien op de titel 'koning' (in het Latijn rex) een taboe. De officiële Romeinse titel werd daarom het Latijnse equivalent imperator. Het cognomen Caesar werd later eveneens aan zijn opvolgers gegeven, die evenals Gaius Julius dictator voor het leven waren en als Imperatores over het Romeinse Rijk heersten. Langzamerhand echter werd Caesar een synoniem voor de titel van imperator-dictator en verviel in het spraakgebruik deze laatste term.
Na Gaius Julius heerste Imperator Caesar Augustus en zijn opvolgers als Caesars over het Romeinse Rijk. Onder Caesar Diocletianus, of in het Nederlands keizer Diocletianus, werd het Romeinse Rijk gesplits in een Oost en West Romeins Rijk. Iedere helft kreeg een eigen keizer als hoofd. Eensgezind zouden deze dan het rijk besturen. In de praktijk probeerde de keizer van de ene helft meestal de 'andere' keizer uit te schakelen om zo de macht met niemand anders te hoeven delen. Nadat Constantinopel de hoofdstad werd van het Romeinse Rijk zetelde daar de 'Oost-Romeinse' keizer. De praktijk was dat deze machtiger was dan de 'West-Romeinse' keizer en deze erkende alleen een door hem goedgekeurde keizer in het Westelijke rijk. Deze praktijken zorgden voor veel onderlinge oorlogen tussen de vele troonpretendenten en zorgden er in aanzienlijke mate voor dat het West-Romeinse rijk zo verzwakte dat het tenslotte bezweek tijdens de Grote volksverhuizing. In 476 werd de laatste keizer van het westen afgezet. In theorie was de Oost-Romeinse keizer nu weer de alleenheerser van het Romeinse rijk. Aangezien het westelijke grondgebied nu bezet werd door de Germanen had hij in de praktijk alleen gezag over de Oostelijke helft maar de Germaanse koningen erkenden wel formeel dat hij ook hun opperheer was. Maar dit was alleen maar in theorie zo: in werkelijkheid trokken de Germaanse koningen zich niet veel aan van de keizer in het verre Constantinopel. Deze situatie veranderde pas toen Karel de Grote in 800 door de Paus tot nieuwe 'Keizer van het Westen' werd gekroond. Constantinopel was daar niet erg gelukkig mee maar kon er niet veel tegen uitrichten en erkende met tegenzin tenslotte de nieuwe 'collega' in het westen. Vanaf toen waren er weer twee keizers in Europa.
Keizer versus koning[]
In de westerse wereld was er aanvankelijk sprake van telkens slechts één keizer. Deze opeenvolgende monarchen beschouwden zich als de rechtmatige opvolgers van de Romeinse keizers. De keizer werd als een machtiger heerser dan een koning aangezien. Na het herinvoeren van de keizertitel in het jaar 800 werden de Europese koningen als een leenman van de keizer beschouwd. In hun koninkrijk fungeerden zij in naam van de keizer van het Romeinse Rijk. De keizer is in die visie de opperste door God aangeduide bewaarder van het volk en het land, terwijl een koning slechts in zijn land als vorst is verkozen. Het keizerdom put ook gezag uit de christelijke profetie dat de wereld zou vergaan indien er een einde aan het Romeinse Rijk zou komen. Men streefde daarom naar een soort voortzetting van het Romeinse Rijk.
West-Europa[]
In het westen werd dit ideaalbeeld verwezenlijkt door Karel de Grote, die tot nieuwe keizer (imperator) van het Westen werd gezalfd door de paus. De titel was al meer dan 300 jaar niet meer gedragen sinds de val van het West-Romeinse Rijk in 476. In West-Europa moet de herinvoering van keizertitel vooral gezien worden als een poging van de Kerk om meer politieke invloed te krijgen. Door de keizerskroning afhankelijk te maken van gunst van de paus, werd tegelijk een tegengewicht gecreëerd tegenover de Oost-Romeinse keizers. Karel de Grote kon als gezalfd door de paus zelf, als hoogste bewaarder van het geloof in de strijd tegen andere vorsten ingezet worden. De rechtmatigheid van deze nieuwe keizerstitel is altijd betwist geweest door de heersers van het Oost-Romeinse Rijk. Volgens hen waren de Oost-Romeinse keizer de rechtmatige Romeinse keizers, omdat de Germaanse 'generaal in Romeinse dienst' Odoaker in 476 de keizerlijke insignes en attributen van de laatste Romeinse keizer naar het hof van Constantinopel had teruggestuurd.
Na de dood van Karel de Grote en de splitsing van zijn rijk in Frankrijk, het Middenrijk van Lotharius I en het Heilige Roomse Rijk ging de keizerstitel naar Karels zoon Lotharius. Toen deze lijn uitstierf, ging de titel samen met de meeste territoria van het Middenrijk naar het Duitse rijk. Hier bleef de titel zo'n 9 eeuwen lang. Formeel bleef de Duitse keizer ook heerser over de koningen van Frankrijk en Engeland, maar in sommige tijdvakken was zijn militaire macht ontoereikend om enig gezag af te dwingen. De Duitse koningen werden later meestal tot keizer gezalfd, maar niet altijd. Er moest vaak onderhandeld of zelfs oorlog gevoerd worden om de instemming van de paus te verwerven. Tijdens de Investituurstrijd liet de Duitse koning Hendrik IV bijvoorbeeld de zetelende paus Gregorius VII uit Rome verjagen, om vervolgens een tegenpaus te benoemen die hem tot keizer zou kronen.
Napoleon maakte een einde aan het Heilige Roomse Rijk in 1806. De laatste Roomse keizer, Frans II, behield nochtans zijn keizerstitel, omdat hij Oostenrijk verhief tot het keizerrijk Oostenrijk. Twee jaar voordien had Napoleon zichzelf tot keizer uitgeroepen, omdat hij meende dat Frankrijk nu de grootsheid van het rijk van Karel de Grote weerspiegelde, in plaats van het verbrokkelde Heilige Roomse Rijk. Ook durfde hij het niet aan om de gehate Franse koninklijke monarchie opnieuw in te voeren. De paus moest werkloos toekijken hoe Napoleon op 2 december 1804 (11 Frimaire, An XIII) in de Notre Dame de keizerskroon van het altaar nam en zichzelf kroonde. Op dat ogenblik waren er in de westerse wereld twee keizers. Na de val van Napoleon bleef Oostenrijk, later Oostenrijk-Hongarije, als enige de keizerstitel houden. Door de unificatie van verschillende Duitse staten uit de Duitse Bond, een proces dat zijn hoogtepunt bereikte tussen 1866-1871, beschouwden de Hohenzollerns zich als de rechtmatige opvolgers van het Heilige Roomse Rijk en erfgenamen van de keizerstitel. Dit werd officieel na de overwinning op Frankrijk in 1870. Ondertussen was ook in Frankrijk opnieuw het keizerschap ingevoerd onder Napoleon III, maar werd korte tijd later een republiek na de nederlaag in Versailles tegen het Duitse Keizerrijk.
In Oostenrijk en Duitsland-Pruisen werd het keizerdom opgeheven in 1918 na de Duitse volksopstanden ten gevolge van de nakende nederlaag in de Eerste Wereldoorlog.
Oost-Europa[]
In het oosten bleef het Oost-Romeinse Rijk met zijn keizerstitels bestaan tot de invallen van de Ottomanen er een einde aan maakten in 1453. Daar was er dus continuïteit van de keizerstitel, van keizer Augustus tot de laatste keizer Constantijn XI. Nochtans eigenden de koningen van Moskovië zich ook de titel toe en verstevigden hun aanspraak na de val van het Byzantijnse Rijk. De titel luidt hier tsaar, wat eveneens van "caesar" is afgeleid. Zij beschouwden zich als de opvolgers van het Oost-Romeinse Rijk. Naarmate Moskovië de overheersende staat in Rusland én de Orthodoxe Kerk werd en de tsaren hun hoofdstad in Rusland gingen vestigen, werd dat beeld nog meer versterkt. De titel bleef bestaan tot het tsarenregime in 1917 in de Russische Revolutie afgeschaft werd.
Ook de Sultans van het Ottomaanse Rijk beschouwden zich als de opvolgers van de (Oost-)Romeinse keizers. Hadden zij immers niet de oude hoofdstad Constantinopel en het vroeger Byzantijnse Midden-Oosten veroverd? Deze titel verdween in 1922 toen het sultanaat werd afgeschaft en de republiek Turkije werd gesticht.
Buiten Europa[]
- Brits-Indië: Koningin Victoria van Engeland verwierf de titel keizerin van Indië in 1877, toen Brits-Indië formeel deel ging uitmaken van het Britse Rijk. Er wordt wel beweerd dat haar wens om die titel te dragen werd ingegeven door jaloezie op de keizertitels van sommige van haar koninklijke familieleden in Duitsland en Rusland. Het idee werd haar waarschijnlijk ingefluisterd door minister-president Benjamin Disraeli. Toen koningin Victoria stierf en haar zoon Eduard VII haar opvolgde, kreeg hij de titel 'Keizer van Indië'. De titel bleef in gebruik tot India in 1947 onafhankelijk werd en werd gedragen door George V, Eduard VIII en George VI. In Groot-Brittannië was de keizertitel ongebruikelijk in het protocol, behalve in het monogram (bijvoorbeeld "GVIRI" : George VI Rex Imperator).
- Centraal-Afrikaans Keizerrijk: Dictator Jean-Bédel Bokassa, beschermeling van Frankrijk, kroonde zichzelf in 1976 met pracht en praal tot keizer. De ceremonie was een kopie van de keizerkroning van Napoleon Bonaparte. Zijn heerschappij duurde tot 1979, toen hij na moordpartijen op schoolkinderen en tegenstanders het land moest ontvluchten.
- Latijns-Amerika: Verschillende landen zoals Mexico, Haïti en Brazilië, hebben na hun onafhankelijkheid enige tijd een keizer gehad. Al deze keizerrijken zijn inmiddels republieken geworden.
- In andere delen van de wereld heeft de keizerstitel helemaal geen affiniteit met het Romeinse Rijk, zoals in China, Abessinië en Japan. Japan is sinds 1979 het enige land ter wereld dat een keizer heeft (keizer Akihito). In dat jaar werden de keizers van Iran en het Centraal-Afrikaans Keizerrijk uit hun ambt gezet.