Jan van Amstel (gedoopt Gemert, 12 december 1618 - Schijndel, 29 september 1669) was een Nederlands marineofficier.
Over zijn jeugd in Brabant is weinig bekend. Op zijn achttiende verhuist hij naar Amsterdam, waar hij intrekt bij de familie Bicker. Met dit burgemeestersgeslacht had hij via zijn grootmoeder familiebanden [1]. Via dit gezin krijgt hij werk als marineofficier in dienst van de Admiraliteit van Amsterdam. In 1653 valt hem als luitenant te water de eer ten deel de degen van commandeur Jan van Galen te dragen tijdens diens begrafenis. Na afloop van de Eerste Engelse Oorlog in 1654 wordt hij vanwege zijn verdiensten bevorderd tot commandeur. In juni 1658 voert hij als luitenant-kapitein het bevel over de "Hilversum", een van de 24 schepen die onder aanvoering van Michiel de Ruyter naar Portugal varen. Op dat moment is de Republiek in oorlog met dat land. Jan van Amstel vervangt op deze reis Abraham van der Hulst.
In 1659 vertrekt van Amstel als commandant van het schip "De Provinciën" naar Zweden waar hij onder bevel van Michiel de Ruyter in de Zweeds-Nederlandse Oorlog strijd levert tegen de Zweden, die onder Karel X Gustaaf van Zweden door hun expansiedrift de Hollandse handel op de Oostzee in gevaar brachten. Op deze tocht wordt de sterke vestingstad Nyborg ingenomen[2]. Het schip raakt ingevroren in de haven van Kopenhagen en pas in het voorjaar van 1660 keert van Amstel terug. In 1661 trouwt hij in Alkmaar met Cornelia Schaegen, met wie hij in Amsterdam gaat wonen. Hierna begeleidt Jan van Amstel regelmatig koopvaardijschepen uit het Middellandse Zeegebied om bescherming te bieden tegen zeerovers.
Tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) is Jan van Amstel commandant van het schip "De Vrijheid". Met dit schip neemt hij deel aan de slag bij Lowestoft. Tijdens de Vierdaagse Zeeslag wordt zijn schip zwaar beschadigd. Hij weet Texel te bereiken. Met zijn schip "Tijdverdrijf" neemt hij deel aan de Tocht naar Chatham.
In 1667 koopt Jan van Amstel, inmiddels getrouwd met zijn tweede vrouw Anna Bocxhoorn, een huis in Schijndel, maar hij kan er nog niet gaan wonen want in 1668 doet de Amsterdamse Admiraliteit een beroep op hem. Met de "Tijdverdrijf" vaart hij naar de Middellandse Zee om de koopvaardijschepen van de Republiek te beschermen tegen de Barbarijse zeerovers. Tijdens deze tocht raakt van Amstel zwaargewond. In 1669 wordt hij eervol ontslagen en kan hij vertrekken naar zijn geboortestreek. Al op 29 september overlijdt hij daar, mogelijk als gevolg van zijn verwondingen. Zijn grafzerk bevindt zich tegenwoordig in de Sint Servatiuskerk, die uit 1839 dateert.