De gladius (mv. gladii) is het korte zwaard dat de Romeinse legionairs gebruikten. Hoofdzakelijk was dat de gladius hispansiensis (Spaans zwaard) dat zeer scherp en redelijk lang was zodat er zowel mee gestoken als gekapt kan worden. Later werd dit type ingekort en was het alleen nog maar bedoeld om mee te steken (Mainz-type). In de Keizertijd kreeg het Gladius evenwijdige zijden (Pompeii-type). Van dit woord is ook het woord "gladiator" afgeleid.
De Romeinen namen dit zwaard over van de Keltiberische zwaarden waarmee ze in aanraking kwamen tijdens de Punische oorlog met enkele aanpassingen. Vandaar de naam gladius hispanicus of gladius hispaniensis
De Romeinse Gladius was een bijzonder effectief kortzwaard, de Romeinse legionair gebruikte dit wapen voornamelijk om te steken, maar het zwaard was daarbij ook erg geschikt om mee te slaan/snijden. Toen de Romeinen Macedonië innamen, kwamen de soldaten van Macedonië in opstand. Zij meenden dat het zwaard van de Romeinen zulke afgrijselijke wonden veroorzaakten dat het onmenselijk was om tegen hen te moeten vechten.
De Romeinse cavalerie gebruikten een langere versie van hetzelfde wapen, namelijk de Spatha. In de late keizertijd werd ook de legionair uigerust met een spatha.