Frans David Cochius (Valburg, 1787 – Rijswijk, 1876) was een Nederlands officier der Genie en Ridder IIIe klasse of Officier in de Militaire Willems-Orde (sinds 7 mei 1822).
Cochius diende van 1811 tot 1814 als kapitein in het Franse leger en werd in 1843 na dienst in de Oost, hij was in 1830 in Salatiga commandant van een observatiecorps dat uit soldaten, mariniers en marechaussee bestond en veroverde in 1837 Bonjol, als Nederlands luitenant-generaal gepensioneerd.
Als generaal-majoor veroverde Cochius op 16 augustus 1837 de sterke Sumatraanse vesting Bonjol. Daarmee kwam een einde aan de opstand van de padri's, islamitisch-fundamentalistische opstandelingen, die al sinds 1831 in de bergen van West-Sumatra woedde. De zogeheten padri's vormden een verzetsbeweging, die de ongelovigen, daarmee werden de meestal christelijke Nederlanders bedoeld, uit Sumatra wilde verjagen en op dat eiland een onafhankelijk en streng-islamitisch regime wilden installeren. Zij gebruikten guerrilla-tactieken om het gehate Nederlandse koloniale bestuur te verjagen. In het bergachtige en zeer onoverzichtelijke gebied leden de koloniale troepen tussen 1831 en 1837 nederlaag op nederlaag. Desondanks verloren de padri's in de loop der jaren steeds meer terrein. In 1836 verschansten zij zich in een reusachtige bergvesting, Bonjol genaamd, die door de het Nederlands-Indisch Leger een jaar lang vruchteloos werd belegerd. Waar anderen hadden gefaald slaagde generaal-majoor Cochius die met een overmacht aan moderne artillerie en een grote hoeveelheid genietroepen de wallen van de vesting kon verwoesten. Het verzet in West-Sumatra werd op die dag definitief verslagen.Atjeh in het noorden van het eiland bood nog tot december 1903 felle tegenstand.
Voor de overwinnaars van Bonjol stichtte koning Willem I op 8 mei 1838 een decoratie, de "Ruit van Bonjol" die alleen door drieëntwintig "uitmuntende dappere" inlandse militairen en niet door Cochius werd gedragen. Naar generaal Cochius werden een ornament van een officiersuniform, een "Cochianus" genoemde chacot in de vorm van een neerhangende pluim van zwarte hanenveren en een fort in Gombang op Midden-Java genoemd.
Frans David was niet het enige lid van het geslacht Cochius die in de Militaire Willems-Orde werd opgenomen, ook A.Cochius, Eerste Luitenant en Officier van Gezondheid der Eerste Klasse en J. C. A. Cochius, Eerste Luitenant waren Ridders in de Militaire Willems-Orde.