De dienstplicht is een systeem waarbij gewone burgers voor een korte tijd werkzaamheden vervullen ten behoeve van de staat. Meestal wordt met de term dienstplicht de militaire dienstplicht bedoeld. Bij de militaire dienstplicht worden burgers vereist om ter aanvulling van het beroepsleger een bepaalde periode in de Krijgsmacht te dienen.
Geschiedenis van de dienstplicht in België[]
Tot 1909 bestond het Belgisch leger uit vrijwilligers en lotelingen. Deze laatste waren gewone burgers die via een loterij aangeduid waren om een bepaalde periode in het leger te dienen.
In 1909 werd de dienstplicht voor één zoon per gezin ingevoerd, op 30 augustus 1913 de algemene dienstplicht. Vanaf die datum dienden alle jonge mannen een bepaalde tijd in het leger te dienen. Over de loop der jaren werden echter bepaalde maatregelen getroffen waarbij uitstel of afstel van legerdienst kon bekomen worden. De meest gekende maatregelen waren de broederdienst, waarbij er indien een aantal broers van de zelfde familie reeds de dienstplicht vervuld hadden andere zonen niet langer dienden te dienen, en het uitstel voor die mannen die hoger onderwijs aanvatten.cv
Na de tweede wereldoorlog had de Belgische Krijgsmacht gedurende decennia ook troepen in Duitsland en werden vele jongeren ook naar die garnizoenen gestuurd voor het vervullen van de dienstplicht. De dienstplicht in Duitsland was ter compensatie vaak enkele maanden korter dan de dienstplicht in België.
Vanaf 1963 konden gewetensbezwaarden een burgerdienst vervullen en een tijd bij de Civiele Bescherming of organisaties van maatschappelijk nut dienen als alternatief voor de militaire dienstplicht. De burgerdienst was wel steeds aanmerkelijk langer.
De duur van de militaire dienstplicht verschilde doorheen de jaren en werd al naar gelang de noden van de Krijgsmacht, de politieke wereldsituatie of gewoon de noden van de binnenlandse politiek aangepast. De langste duur van de dienstplicht bedroeg drie jaar, en de kortste zes maanden. Tijdens de jaren '80 werd het ook mogelijk om bij de Rijkswacht te dienen.
In 1994 werd de dienstplicht onder minister Leo Delcroix opgeschort en worden er geen dienstplichtigen meer opgeroepen. Op 5 februari 1995 zwaaiden de laatste dienstplichtigen af, na een korte diensttijd van acht of zes maanden al naargelang ze in België of Duitsland gekazerneerd waren.
De Belgische minister van Landsverdediging André Flahaut legde in 2004 een wetsontwerp in het parlement neer om de dienstplicht definitief af te schaffen. Dit werd ook daadwerkelijk doorgevoerd.
Verloop van de Dienstplicht[]
Na de tweede wereldoorlog begon de dienstplicht voor alle jonge mannen met een brief van het gemeentebestuur rond de leeftijd van 17 jaar met de mededeling dat ze in de militieregisters van de gemeente waren ingeschreven. Dit gaf de gelegenheid om uitstel of afstel aan te vragen.
Indien men geen uitstel of afstel verkreeg, volgde in het jaar dat men 18 werd een bevestiging dat men daadwerkelijk onder de wapens ging worden geroepen. Een tijdje later kwam dan de beruchte oproepingsbrief, met een uitnodiging om een aantal selectieproeven te ondergaan.
Deze selectie verliep tot in de jaren '80 in het alom gekende Klein Kasteeltje te Brussel en nam aanvankelijk drie dagen in beslag. Later werd de selectie voor de meeste miliciens verkort tot een enkele dag en verhuisd naar het CRS oftewel Centrum voor Selectie en Recrutering te Neder-over-heembeek, maar de uitdrukking 'zijn drie dagen doen' bleef alom hangen.
Tijdens de selectie werden er een aantal medische en psychotechnische tests afgelegd om de geschiktheid voor de militaire dienstplicht te bepalen. Het selectiepersoneel verwierf grote bekwaamheid in het identificeren van menig comediant. Aan het eind van de selectie volgde een kort gesprek met een oriëntatieofficier en kon men een voorkeur voor een bepaalde functie of een bepaald garnizoen uitdrukken. Zonder garanties natuurlijk, en een discrete tussenkomst van een bevriend politicus wilde al wel eens betere resultaten opleveren bij het bemachtigen van een gegeerde keuze.
Na de selectie werd die nieuwe milicien terug naar huis gestuurd en begon het wachten op de eigenlijke oproep om er aan te beginnen. Vaak enkele maanden later ontving de nieuwe soldaat een marsbevel en een treinticket naar een opleidingscentrum.
Voor de Vlaamse miliciens van de landmacht begon de opleiding meestal in het welgekende Opleidingscentrum Nummer 3 in de kazerne Majoor Blairon te Turnhout, maar ook soms wel te Heverlee of Kapellen, en helemaal op het einde van de dienstplicht ook in Leopoldsburg. De toekomstige zeemachters gingen naar St Kruis te Brugge en de miliciens voor de luchtmacht vertrokken naar St Truiden. En de medical trok naar Gent. Als milicien kon je ook kiezen om je dienstplicht in een ander taalstelsel te vervullen, en in dat geval vervoegde je een eenheid in Wallonie.
De basisopleiding naar het einde van de dienstplicht toe duurde vier weken. De eerste dagen waren gevuld met het afhalen van de persoonlijke uitrusting, het invullen van allerlei paperassen en verschillende voorlichtingsessies. Berucht waren de filmpjes uit de jaren '60 over biologische, chemische en nucleaire oorlogsvoering, de toespraak van de Padre, en de voorlichtingsfilm over AIDS en andere geslachtsziekten. De eerste weken volgde een combinatie van drill, reglementen, tactiek, schootsonderricht, sport en EHBO. De monografie van de basisopleiding was beperkt. Dit alles werd afgerond met een bivak van een dag of drie, wat voor de nieuwe soldaten uit Turnhout doorging op de Tielense heide.
Na die maand muteerde men dan naar de eenheid, alweer treinticket en kitzak(ken) in de hand. Al naar gelang het geval werd met daar onderworpen aan een aanvullende opleiding, en soms volgde ook wel een cursus in een of ander opleidingscentrum. Zo werden dactylos en radio-operatoren naar Peutie gestuurd en gingen kandidaat-chauffeurs naar Heverlee of Turnhout voor de gekende FRAC opleiding tot chauffeur.
Hoe dan ook, na bijkomde scholing en ontgroening werd de pisser dan een volwaardig lid van de nieuwe eenheid en kon men er eindelijk aan beginnen. Een aantal maanden later kwam dan de gegeerde afzwaai dichterbij en was de ancien klaar om naar het burgerleven terug te keren. Korpsuitrusting werd ingediend, en alweer met twee volle kitzakken werd men huiswaarts gestuurd. Voor goed was men er wel niet van af, want al naar gelang de functie vertrok men voor 10 of 15 jaar in onbepaald verlof en kon men al wel eens heropgeroepen worden voor een maneuver.
De ervaring in de eenheid liep sterk uit elkaar, al naar gelang functie en garnizoen, maar opmerkelijk is toch dat de meeste oud-miliciens er met sterke nostalgie over kunnen praten. Vaak saai en soms wel eens lastig, bleef het voor velen toch een periode zonder zorgen en met veel kameraadschap en goede herinneringen. In het leger werd je man!
Toekomst van de Dienstplicht[]
Heden ten dage zijn de meeste moderne legers beroepslegers en is de dienstplicht in vrijwel alle NAVO landen afgeschaft. Het einde van de koude oorlog bracht met zich mee dat legers minder manschappen nodig hadden. Bovendien was het niet langer zinvol om in een steeds meer technologische en gespecialiseerde omgeving nog met miliciens te werken. Om die redenen verdween dan ook de dienstplicht in België.
Toch blijft het debat open en is er een deel van de samenleving dat vindt dat het principe van de dienstplicht noodzakelijk is en dat jonge mensen een tijd van hun leven moeten kunnen afstaan ten dienste van de natie. Vaak wordt daarmee niet de militaire dienstplicht bedoeld en wordt ook gedacht aan mannen en vrouwen. Of dat vandaag aanvaardbaar is in de maatschappij is zeer de vraag. Vooralsnog geen Westers land heeft in elk geval op de idee ingespeeld.