Benjamin Richard Pieter Frans (Ben) Hasselman (14 maart 1898 - 2 maart 1984) was een van Nederlands hoogste en omstreden opperofficieren van na de Tweede Wereldoorlog.
Hasselman werd geboren in Rotterdam in een vrijzinnig-liberaal milieu als enige zoon van drie kinderen. Als kind had hij de ambitie om officier in het Nederlandse leger te worden, Na zijn examen HBS werd hij in 1916 toegelaten tot de Koninklijke Militaire Academie (KMA). Het officiersvak bleek hem op het lijf geschreven en hij voelde zich daar thuis: vanwege zijn hang naar orde en gezag stond hij bij zijn collega-cadetten bekend als 'de Pruis'. Op 31 juli werd hij benoemd tot tweede luitenant der Cavalerie en verliet Breda.
Na zijn benoeming kon hij pas echt aan het werk gaan, hij dient bij het 4e Regiment Huzaren in Deventer en in 1922 werd hij gelegerd in Amersfoort als eerste luitenant bij het 1ste Regiment, in diezelfde stad volgde hij in de periode 1925/1926 cursus paardrijden op de Rijschool, Ook paardrijden was een van zijn grootste passies. Een paar jaar later vertrekt hij naar Den Haag om daar een cursus te volgen op de Hogere Krijgsschool, waarna hij zijn studie in 1931 afsloot. Hasselman bleef in Den Haag om daar de bevelen van zijn meerderen te volgen. Een veelbelovend officier was hij, en in 1933 werd hij als Kapitein der Generale Staf geplaatst bij de 2de afdeling B op het Departement van Oorlog.
In 1937 werd Hasselman militair attaché in Berlijn. Hasselman en veel andere Nederlandse officieren bleken een grote bewondering te hebben voor hoe het Duitse leger getraind en uitgerust werd. Hij maakte nimmer een geheim van zijn overtuigingen, leed zijn carrière geen schade door. Na zijn taak in Berlijn keert Hasselman terug naar Den Haag op 2de afdeling B, dit keer als Hoofd van de Organisatie.
Tweede Wereldoorlog[]
Na de Duitse invasie werd het Departement gereduceerd als Afwikkelingsbureau, hiervan werd Kapitein Hasselman als hoofd geplaatst, hij kreeg de ambtelijke leiding van het Departement. Op eigen verzoek werd Hasselman in mei 1942 uit zijn functie ontheven. Daarna werd hij gevangengehouden in het kamp Langwasser bij Neurenberg.
Na de oorlog[]
Juni 1945 keert Hasselman terug naar Nederland. Kort daarop moest hij verschijnen voor de Commissie Verantwoording Krijgsgevangen Officieren. Deze rekende hem vooral de verhoudingen aan te doorbreken om de functie van Hoofd Afwikkelingsbureau te aanvaarden, zonder zijn chef daarin te kennen. De commissie meende om deze Reden Hasselman niet meer als officier mocht functioneren. Minister van Oorlog Fiévez besloot hiervan af te zien, onder toekenning van wachtgeld en (ongevraagd) eervol ontslag. En deze beslissing was enorm van belang, omdat de minister conform handelde en er geen beroep mogelijk was. Fiévez kende Hasselman, want Fiévez was in 1940 ook Kapitein der Generale Staf geweest. Maar Hasselman besloot dankbaar in beroep te gaan en in 1947 werd het door de geschillencommissie van de Raad van State het beroep gegrond. Verder zag de raad geen laakbare handelingen over het aanvaarden van functies buiten zijn meerderen, Bovendien heeft Hasselman geen enkele hoge functie uit het oog verloren.
Hasselman keerde terug naar de Generale Staf waar hij snel hogerop wist te komen: in oktober 1948 kreeg hij de rang van Majoor, daags daarna de rang van Luitenant-kolonel en op 25 oktober werd hij bevorderd tot Kolonel. Enkele dagen na zijn bevordering ging hij naar Praag als Militair Attaché bij het Nederlandse gezantschap. In juli 1950 werd Hasselman benoemd tot Inspecteur der Cavalerie. Een jaar later stapte de Chef Generale Staf Generaal Kruls op, die in conflict was geraakt met de minister. Voor deze functie werd Hasselman reeds genoemd en op 1 februari 1951 werd hij benoemd tot Chef Generale Staf, onder gelijktijdige bevordering tot Generaal-majoor. Opnieuw klom hij op van rang tot rang. In oktober van dat jaar kreeg hij de rang van Luitenant-generaal, en in maart 1954 de rang van Generaal (4 sterren). Intussen was Hasselman in oktober 1953 voorzitter van het Comité Verenigde Chefs van Staven en vanaf November van datzelfde jaar benoemd tot de eerste Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS).
Als CGS/BLS moest Hasselman de Landmacht opbouwen tot een grote Defensiemacht dat toekomstgericht was en bovendien met de beste middelen hun werk kan doen. Op 1 Januari 1957 werd Hasselman voorzitter van het Militaire Comité van de NAVO in Parijs. Na zijn afscheid als CGS/BLS werd hij door Hare Majesteit de Koningin benoemd tot haar Adjudant in Buitengewone Dienst. In zijn functie als Comité-voorzitter heeft hij zich ingespannen voor de structuur van de alliantie om te gooien. In 1958 werd Hasselman Permanent Voorzitter in Washington D.C.. In maart 1961 keerde Hasselman terug naar Den Haag en werd eervol uit de dienst ontslagen.
In opspraak[]
Een oude dag werd hem ook na zijn militaire loopbaan niet gegund. Eind jaren 60 ontstonden er geruchten dat Hasselman als kapitein in 1939/1940 voor Nazi-Duitsland als spion te werk zijn gegaan. Aanleiding waren de verklaringen van een voormalig inlichtingenofficier van het Duitse Leger. In 1970 stelden de BVD en de MIVD een onderzoek in, dat niets opleverde. In 1975 kwam de kwestie aan de orde in de pers, er kwamen ook Kamervragen. Op verzoek van het kabinet verrichtte Dr. de Jong, Directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie een nader onderzoek. Uit dat onderzoek is gebleken dat deze Duitse officier volstrekt onbetrouwbaar was, ook was daaruit gebleken dat er geen enkele aanwijzing bestond dat Hasselman in verraderlijk contact had gestaan. Hasselman zelf mengde zich niet in de discussie, toch heeft het hem weinig vrienden opgeleverd. Ook zijn gesloten persoon droeg daartoe bij: slechts in bepaalde kringen kon hij charmant, aardig en geestig zijn. Na lang zwijgen verklaarde hij in 1976 stoïcijns dat hij 'te oud en te goed' was voor aantijgingen rond zijn persoonlijkheid.
Hasselman overleed op 85-jarige leeftijd in Den Haag. Hasselman trouwde tweemaal en kreeg uit ieder van zijn beide huwelijken 1 zoon.