Defensieweb wiki
Advertisement

Een aalmoezenier is in oorsprong en (meestal) een kerkelijke functie, gericht op de geestelijke en materiële zorg voor gasten, zieken en behoeftigen. De term is afkomstig van het Grieks-Latijnse "eleemosynarius".

Armenzorg[]

Vanaf de 10e eeuw richtten kloosters hospitalen voor de armen in. Naast ziekenzorg voor zieke kloosterlingen, nam men er ook externe bezoekers of patiënten op. Deze vielen onder de verantwoordelijkheid van een aalmoezenier die hen alle benodigde hulp en zorg moest verstrekken, en die tevens de opdracht had om in de omgeving zieken en behoeftigen op te zoeken.

Vanaf de 12e eeuw bestaat ook de functie van pauselijk aalmoezenier die belast is met het beheer en de verdeling van de geldsommen die de paus voor liefdadige doelen wil besteden. Hij is de eerste van de dienstdoende geheim-kamerheren van de paus en neemt als dusdanig ook bij verhindering van de opperkamerheer diens functies over. Hij is ook altijd een titulair-aartsbisschop. De pauselijke aalmoezenier blijft bij overlijden van de paus in functie, maar moet wel door de volgende paus in die functie bevestigd worden. Huidig (2006) pauselijk aalmoezenier is sinds 1989 aartsbisschop Oscar Rizzato.

Vanaf het einde van de 15e eeuw namen ook de stadsbesturen meer en meer zelf verantwoordelijkheid op m.b.t. de armenzorg. Ze richtten nieuwe instellingen voor algemene bedeling op, waarbij identificatie, selectie en controle op de armen aanzienlijk werden verscherpt. De verantwoordelijke bestuurders waren de aalmoezeniers (diegenen die de "aalmoezen" verstrekken), gekozen onder de vooraanstaande en rijke burgers van de stad. Het aalmoezenierschap werd als een erefunctie aanzien. Ze werden niet bezoldigd en van hen werd verwacht dat ze ook zelf met eigen middelen een aanzienlijke bijdrage leverden voor de armenzorg.

Geestelijke zorg[]

Aalmoezeniers werden in het verleden ook aangesteld aan het hof van een koning of graaf om de armenzorg te organiseren, maar ook om de godsdienstige plechtigheden en functies aan het hof waar te nemen.

Aalmoezeniers vindt men ook in het leger. Meestal vormen de strijdkrachten voor de kerk een afzonderlijk ordinariaat met een eigen geestelijkheid. Ze hebben ook een rang in het leger (bv. kolonel of majoor) en kunnen volgens het verdrag van Genève van 1906 niet als krijgsgevangenen worden behandeld.

Ook op andere plaatsen waar doorgaans veel mensen verblijven, zoals luchthavens, hospitalen en gevangenissen, stelt de kerk aalmoezeniers aan voor de godsdienstige en geestelijke begeleiding van de aanwezige reizigers, patiënten en gevangenen.

In katholieke organisaties, bv. jeugdverenigingen en hospitalen, is de aalmoezenier (ook wel "proost" genoemd) in het algemeen de geestelijke die de godsdienstige en zedelijke begeleiding van de leden, het personeel of de patiënten behartigt.

In de 19e eeuw richtte Theofiel Reyn een rooms-Katholieke congregatie op De Aalmoezeniers van de Arbeid voor het organiseren van vakonderwijs aan de jeugd en apostolaat onder de arbeiders. Leden van de congregatie noemt men ook kortweg aalmoezenier.

Advertisement